Niet iedereen krijgt dezelfde start in het leven. In dit spel krijgen ongelijk verdeelde ploegen een ongelijke start in de worsteling om hun droomhuis te bezitten. Sommigen leven van een uitkering, anderen hebben een goed loon. De ene ploeg krijgt een huis aan het begin van het spel terwijl de andere ploeg moet huren. Kan de ongelijkheid minder erg worden door de overheidsmaatregelen die in de kanskaarten zitten? Of heb je net nog meer pech door een slechte kanskaart?
Wie bezit aan het einde van het spel hun droomhuis en wie blijft dromen van een huis?
Korte speluitleg
Ongelijk verdeelde ploegen proberen een huis te bezitten dat past bij hun gezinssituatie. Daarnaast mogen ploegen een tweede (of derde) huis bezitten dat ze kunnen verhuren om zo meer inkomsten te genereren om hun huis te verbouwen.
Twee ploegen krijgen een huis aan het begin van het spel. Twee andere ploegen zijn huurders: zij zullen op ieder vakje met een 'te huur'-bordje huur moeten betalen tot ze zelf een huis hebben.
Je kunt aan een huis komen door met de pion op een 'koop'-vakje te komen. Je mag dan grond kopen die grenst aan dat vakje. Bij aankoop krijg je het eigendomsbewijs van de grond. Kom je op een 'bouw'-vak terecht (hoeft niet aangrenzend te zijn), dan mag je bouwen of verbouwen op de grond die je bezit. Bij de bouw van het huis wordt het huis op het spelbord geplaatst, bij verbouwingen worden de verbouwingskaartjes half onder het huisje gelegd. Als een ploeg een tweede woning heeft gebouwd, mag ze meteen een ‘te huur’-bordje kopen. Komen ze met hun pion op een vakje met een oprit (grijs vakje aan een spelvakje) naar een eigen huis, dan mogen ze dat bordje daar plaatsen.
De spelbegeleiding kiest zelf wanneer het spel stopt. De ploeg die dan een huis bezit dat past bij hun gezinssituatie, met de meeste verbouwingen, wint het spel.
De volledig speluitleg vind je in de bijlage. Een gedrukte spelbrochure kan je bestellen via https://chiro.be/bestelspoorzes (gratis voor Chirogroepen).