stafbal

stafbal

Speluitleg

Spelregels (competitieversie)

Korte spelbeschrijving

Stafbal is een spel dat buiten gespeeld wordt, op een vierkant speelveld, met 8 tot 99 deelnemers. De competitieversie wordt gespeeld met 12 deelnemers: 6 mensen per ploeg. Iedereen kan meedoen, jong en oud.

De opstelling

Het speelveld bestaat uit twee vierkanten. Het binnenste is 9 bij 9 m, daarrond ligt een tweede vierkant van 15 bij 15 m. Tussen het kleinste en het grootste vierkant ligt dan een strook van 3 meter breed. Baken beide velden duidelijk af met het afbakenlint en de piketjes. De spelers worden verdeeld in twee teams van minimum 4 spelers. Eén ploeg speelt in de richting noord-zuid, de andere richting oost-west.

Elke ploeg bestaat uit:

  • 2 ‘nauten’ die in de strook tussen de twee vierkanten staan. Ze mogen die strook niet verlaten en moeten aan hun kant van het vierkant blijven. Zij staan tegenover elkaar en krijgen elk een racket. Na elk punt wisselen de nauten van richting en worden twee andere spelers uit de ploeg de nauten.
  • 1 ‘stafhouder’ die in het binnenste speelveld staat met een hesje. Hij of zij houdt de staf vast en wisselt ook na elk punt.
  • Het ‘voetvolk’ of de rest van de ploeg. Zij staan in het binnenste speelveld.
  • Naast de twee ploegen is er 1 almachtige scheidsrechter, de ‘roel’.

Doel van het spel

Zoveel mogelijk ‘overs’ (punten) scoren in een wedstrijd van 20 minuten. Hoe scoor je een over? De roel gooit in het midden van het veld de bal op. Wie hem kan vangen, mag beginnen. Het voetvolk gooit de bal naar elkaar zonder hem te laten vallen en zonder dat hij onderschept wordt door de andere ploeg (zoals bij tienbal). Als dat minstens vijf keer na elkaar lukt, passen ze de bal naar één van hun nauten. Die mept hem naar de andere naut, aan de overkant. Als die tweede naut de bal (zonder botsen) kan raken met het racket scoort de ploeg één over. Die tweede naut probeert de bal niet alleen te raken, maar hem terug te meppen naar de eerste naut. Kan die de bal weer raken, dan scoort de ploeg nog een tweede over. Enzovoort. Je scoort dus pas een over als de naut aan de overkant de bal kan raken.

De nauten kunnen de punten verdubbelen door de bal met hun handen te vangen. Als de nauten bijvoorbeeld 4 keer over kunnen meppen en daarna de bal kunnen opvangen, verdienen ze 8 overs. Telkens wanneer een ploeg een set overs gescoord heeft, wisselen de nauten van die ploeg van functie. Twee spelers uit het voetvolk worden nu naut en andersom. De nauten wisselen ook van speelrichting: de nauten van ploeg A gaan op de plaats van die van ploeg B staan en omgekeerd.

De stafhouder

Elke ploeg heeft een stafhouder. Die houdt de staf vast en blijft in het binnenste veld. Je herkent die speler aan de staf en het fluo hesje. De stafhouder speelt gewoon mee met het spel, maar heeft ook een speciale functie. Als de nauten de bal over het veld meppen, mag de stafhouder van de andere ploeg proberen om de bal met de staf te onderscheppen. Valt hij gewoon op de grond, dan scoort geen van beide ploegen. Zo kun je een ploeg stoppen die veel overs aan het verdienen is. Maar als de stafhouder de bal in de staf kan opvangen, wint zijn of haar ploeg het dubbele van de overs die de andere ploeg aan het scoren was. Bijvoorbeeld: ploeg A heeft al drie keer de bal kunnen overmeppen. Ze hebben dus al drie overs. Ze proberen de bal een vierde keer naar elkaar te meppen, maar de stafhouder van ploeg B kan de bal vangen met haar staf. Ploeg A mag haar drie overs houden, ploeg B wint het dubbele van wat ploeg A scoorde, namelijk zes overs. De nauten kunnen ervoor kiezen om de overs die ze aan het scoren zijn veilig te stellen door de bal te vangen met hun handen en zo de punten te verdubbelen (zie ‘hoe scoor je een over?’) of door de bal op de grond te laten botsen. Als de bal op de grond ligt en dus voor de andere ploeg is, kan de stafhouder de bal toch heroveren door de staf erover te leggen. Enkel de stafhouder mag met de staf de bal uit de lucht halen tijdens het over en weer meppen. De andere spelers mogen de bal niet met hun handen uit de lucht halen. Na elke over wisselt ook de stafhouder van functie.

Fouten

De roel kan twee fouten fluiten. Bij een lichte fout is de bal voor de andere ploeg. Situaties waarin een lichte fout gefloten wordt:

  • Als de bal de grond raakt: lichte fout tegen de ploeg die hem als laatste aanraakte met lichaam, racket of staf
  • Lopen met de bal
  • Meer dan één voet buiten je eigen speelzone
  • Terugpassen naar degene van wie je de bal kreeg
  • Ongeoorloofd fysiek contact

De roel beslist zelf wanneer iemand een donkere fout maakt, maar dit komt zelden voor. De sancties kunnen zijn:

  • De bestrafte speler wordt uitgesloten, de ploeg moet met een speler minder verder.
  • De bestrafte ploeg verliest al haar punten.

Varianten

Het allerleukste aan stafbal is dat er massa’s varianten van bestaan. Je kunt de regels naar hartenlust aanpassen, zoek maar eens een versie met drie ploegen of met meerdere ballen! Maar ook het materiaal kun je gerust veranderen. Probeer het bijvoorbeeld eens met strandpaletjes of met waterballonnen! 

Materiaal
  • staffen (lacrossesticks of iets dat je zelf ineen steekt)
  • tennisbal of foam bal
  • 2 tennisracketten
  • terreinafbakening
Organisatie
Chirojeugd Vlaanderen

Leeftijd

10
tot
18 jaar

Aantal spelers

6
tot
10 spelers
Duur
20 minuten
Aantal groepen
2 groepen
Intensiteit
matig